Gewoon
Het zal u niet ontgaan zijn, lieve lezer, dat ik een boek aan het schrijven ben. En dan heb ik het niet over dat Plantenboek (die is bijna af), maar over Autonomie. Een boek waar ik al anderhalf jaar mee bezig ben en wat dus steeds meer een rabbit hole blijkt te zijn waarvan ik me soms hardop afvraag of er nog wel licht aan het einde van de gang is (en waar dat licht dan precies vandaan komt). Het is het meest complexe project waar ik ooit aan heb gewerkt.
Ter voorbereiding op dat boek lees ik veel boeken die ook maar iets met het onderwerp autonomie te maken hebben. Veelal kom ik dan werken van allerlei belangrijke filosofen tegen en meestal zijn deze werken interessant maar ook zijn ze even vaak oorverdovend saai. Ja, dat kan. Alsof die filosofen allemaal voor een 5,5je gingen bij hun docent filosofie. Inhoudelijk zal ’t allemaal wel hout snijden maar van enige reader centered approach is nauwelijks sprake. En ik kan me ook nauwelijks voorstellen dat het tijdens publicatie wél gemakkelijk leesvoer was.
Gelukkig zit er soms werk tussen die boeken dat me aanspreekt. U bent ook vast op de hoogte van mijn overdreven liefde voor Nassim Taleb, die niet eens zo goed kan schrijven, maar zich onderscheid door een enorm chagrijnige aanwezigheid op Twitter inclusief stoer- en tofdoenerij (onlangs noemde hij Bill Gates net zo onwetend als Steven Pinker) en door zijn eclectische boekjes. Alsof hij hetzelfde werk in moest leveren bij Wiskunde, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Maatschappijleer en Nederlands en om de docent Lichamelijke Opvoeding te paaien er ook nog wat over gewichtheffen in wist te fietsen. Zijn boeken zijn bovendien doorspekt met zijn zelfverzekerdheid en nukkige karaktereigenschappen en dat maken ze uniek in hun soort.
Een andere mooie baas vind ik Bas Haring. Deze Nederlandse filosoof heeft die eerder genoemde reader centered approach tenminste goed begrepen. Haring is een inspirerende auteur die complexe dingen enorm simpel kan maken. Zijn boeken over succes, evolutie en biodiversiteit staan hoog op mijn favorieteboekenlijstje.
En dan zijn er natuurlijk nog Alain de Botton en Mark Manson. Maar over hen wil ik het nu even niet hebben.
Ik wil het hebben over de Deen Svend Brinkmann. Zijn (uiteraard naar het Nederlands vertaalde) boek Standvastig was op mijn lijf geschreven. Het boek is een kritiek op ((hyper)technologische) veranderingen zonder reden. Hij stelt in het boek dogma’s als meer kunnen, je beter voelen en langer leven aan de kaak. Top. Het staat hoog op mijn favorietenlijst, maar niet zo hoog dat ik álles van deze auteur móest lezen. Tot ik onlangs de bovenste etage van boekenwinkel Scheltema aan het Rokin in Amsterdam ontdekte. Daar heb je namelijk een aardige collectie tweedehandsboeken en aangezien ik als auteurtje geen rooie rotcent meer te makken heb, was dit een perfecte plek voor mij om wat rond te neuzen. Na een half uurtje met mijn hoofd 90 graden naar rechts langs stellingkasten te hebben geschuifeld en ik een stapeltje boeken van favoriet Boudewijn Büch onder mijn arm had, herkende ik het boek Standvastig. Ik was bedroefd om te zien dat er ooit iemand had besloten het boek weer te verkopen. Aan de andere kant: moet die persoon natuurlijk ook helemaal zelf weten.
Pal naast Standvastig zag ik, met een cover in dezelfde stijl, een ander boek van Brinkmann. Dat boek heette Standpunten en heeft de ondertitel Wat we van de grote filosofen kunnen leren. Het was nauwelijks aansprekend, maar aangezien ik Standvastig tof vond, besloot ik het stapeltje boeken van Büch terug te leggen en te gaan voor alleen dit boek. Elf euro voor een tweedehandsje. Het bleek het meer dan waard.
Pas toen ik thuis was, sloeg ik het open. In het voorwoord las ik dat Standpunten een vervolg is op Standvastig en in dit voorwoord wordt uitgelegd waarom het goede doen goed is en zelfontwikkeling en eigen gewin niet (echt).
Instrumenten
De belangrijkste kritiek in Standpunten is dat er tegenwoordig zoveel wordt ondernemen om iets anders te bereiken ten opzichte van iets ondernemen datgene zelf. In het verlengde ervan: mensen doen steeds vaker het goede omdat ze er dan zelf wat aan hebben. Dat noemt Brinkmann instrumentalisering maar het zullen er wel meer zijn die dat doen. Verschijnselen, activiteiten en waarden worden als instrument ingezet voor iets anders. Brinkmann legt daarom aan de hand van tien begrippen (existentiële standpunten) uit dat het ook anders kan (maar niet per se moet).
Nog in de inleiding is het duidelijkste voorbeeld van een instrument geld. Geld heft, zo zegt Brinkmann, kwalitatieve verschillen op. Zo’n beetje alles heeft een geldwaarde en is daarom te vergelijken met elkaar. En Morgan Freeman zegt in zijn rol als God tegen Jim Carrey in Bruce Almighty wel mooi dat hij geen vrije wil kan beïnvloeden, er zijn eigenlijk nog wel meer dingen die niet in geld zijn uit te drukken. En die staan dus in dit boek.
Het goede
Brinkmann trapt af met ‘het goede’, aan de hand van een quote van Aristoteles. Deze quote, laten we ‘m de Aristote-les noemen, is: ’Als we iets doen omwille van zichzelf, dan moet dat het hoogste goed zijn’. Met andere woorden: het besef dient geen andere doel dan het besef zelf.
Zo kwam ik er tijdens het lezen van dit hoofdstuk achter dat ik boeken lezen leuk vind omdat ik boeken lezen leuk vind. Ik denk niet (altijd) na ieder stuk ‘yes nu ben ik een stuk slimmer’ of ‘nice dat ik nu waarschijnlijk nog dikker win bij de volgende quiz’, maar ‘leuk boek’. Dit stuk tekst is een mooie paradox.
Maar zo is het natuurlijk ook met hobby’s: je gaat niet vissen omdat je een vis wil (een vis kopen bij de visboer is veel efficiënter), maar je gaat vissen omdat je wilt vissen. Natuurlijk komen daar tegenwoordig Instagramfoto’s en visfluencers bij, maar je begrijpt het principe. De Aristote-les is dus shit doen omwille van die shit zelf.
Waardigheid
In het concept van mijn boek Autonomie heb ik het naast de valuta geld ook over de valuta aandacht en macht. Volgens Immanuel Kant heeft iets ofwel een prijs ofwel een waardigheid. Hij vindt dat het onze plicht is de waardigheid van andere mensen te respecteren en te beschermen (en dus niet gebruiken voor eigen gewin). Hier komt dus autonomie om de hoek scheuren: autonomie is niet doen wat je zelf wilt (dan ben je slaaf van je eigen verlangens), maar juist eigen wetten opleggen op basis van ons verstand, waarmee we kunnen bepalen wat goed en fout is (het heeft dan ook wel veel met ethiek te maken). Een autonoom persoon erkent juist de autonomie van andere mensen en is dus daarmee het tegenovergestelde van een egoïst.
Een prijs toekennen aan mensen of groepen komt tegenwoordig heel veel voor en is dus, met de woorden van Kant, niet goed. Neem maar iets als human resource management dat een goede semantische uiting is van deze trend.
Het zelf
Zoals ik hierboven al schreef is autonomie niet iets als je verlangens achternalopen teneinde te doen wat je zelf wilt. Dat is juist iets wat dieren onderscheidt van mensen. Mensen kunnen ook reflecteren, plannen en zichzelf verhouden tot zichzelf. Brinkmann legt het aan de hand van de filosofie van Kierkegaard uit: het zelf is geen object, maar een proces—iets dat gebeurt in plaats van iets dat ís. Het feit dat mensen zich toch zichzelf kunnen verhouden, is fundamenteel voor het mens-zijn.
Maar waarom is dit nou zo belangrijk? Omdat het zelf tegenwoordig een soort artikel is geworden, dat kan worden geoptimaliseerd door middel van zelfontwikkeling. Terwijl dat helemaal niet kán. Je kunt geen punten toekennen aan het zelf.
De verantwoordelijkheid
Het hoofdstuk over verantwoordelijkheid gaat eigenlijk over handen. Zoals ieder hoofdstuk wordt het ingeleid met een quote van een filosoof. In dit geval Løgstrup, die stelt dat ’een mens nooit iets met een ander mens te maken heeft zonder dat hij iets van diens leven in zijn hand houdt. Simpel gezegd komt het erop neer dat je in een samenleving waar je afhankelijk bent van anderen, verantwoordelijkheid moet nemen voor degene waarover je macht hebt (en dat heb je, aangezien je steeds in contact staat met anderen). En die verantwoordelijkheid is dus: je macht inzetten in het belang van de ander, niet in je eigen belang. Want dat is het goede. En dit is dus niet ’wie goed doet, goed ontmoet’ want dat is ook een instrument.
Die hand is trouwens een perfecte metafoor als je ‘m doortrekt naar ambacht. Degenen die met hun handen werken zijn volgens de volgende filosoof, Richard Sennett, het existentiële en ethische ideaal. En mensen die persoonlijke ontwikkeling of salaris als motivatie zien, gebruiken dus instrumenten.
De liefde
Liefde is het extreem moeilijke besef dat iets buiten het zelf werkelijk is
—Iris Murdoch
Toen ik bij dit hoofdstuk aankwam, had ik inmiddels een aardig begrip van de existentiële standpunten en instrumentalisme, maar ik had in Autonomie inmiddels ook al een aardig stukje geschreven over liefde en vriendschap. Wat mij betreft verschillen die twee concepten niet zoveel van elkaar.
Mijn opvatting is samen te vatten in dat liefde en vriendschap nooit transactioneel kunnen zijn, dus dat je nooit als argument mag geven dat een partner of vriend je beter maakt of 1+1=3 of meer van dit soort gewauwel. Verder moet je jezelf ook achter je oren krabben als je teksten als niets zonder jou uitkraamt. Liefde is niet een instrument voor iets anders. En een ander persoon is ook niet een manier om zelf beter te worden.
In Standpunten wordt liefde besproken als iets anders laten zijn op eigen voorwaarden, zonder het te willen overnemen, verslinden, ontkennen of onwerkelijk maken. En, voetnoot, van jezelf houden is volgens Brinkmann onmogelijk om dezelfde reden dat je geen geld van jezelf kunt lenen: liefhebben is iets buiten jezelf accepteren. Self-love is een contradictio in terminis.
Jezelf accepteren zijn trouwens hele andere bewoordingen.
De vrijheid
Volgens Brinkmann loopt de discussie over vrijheid over twee sporen: de vrijheid van de wil en de vrijheid van de persoon. Op beide sporen kun je stellen dat je ofwel vrij bent ván iets (dat is een negatieve benadering) ofwel tót iets (dat is een positieve benadering). Het eerste is bijvoorbeeld de hoeveelheid vrijheid die je krijgt als werknemer in een bedrijf, terwijl het tweede bijvoorbeeld gaat over het vermogen reflectief en kritisch te handelen ten opzichte van je wensen en verlangens.
En wanneer is vrijheid dan een instrument? Volgens Brinkmann gebeurt dat maar al te vaak, wanneer vrijheid wordt gebruikt als middel om iets anders te creëren, bijvoorbeeld geluk, welzijn of productiviteit. En zo wordt vrijheid dus niet een existentieel standpunt, maar een instrument om betere soldaten in de concurrentiemaatschappij te maken.
De dood
Het besef van sterfelijkheid kan mensen nihilistisch maken. Als je toch al weet dat je uiteindelijk doodgaat, dan is alles tot die tijd afleiding, zo wordt nog wel eens geredeneerd (ook door mij). Andersom kun je ook stellen, zegt Brinkmann, dat juist het besef van sterfelijk ervoor kan zorgen dat je weet wat belangrijk is (of kan zijn) en er zo waarden ontstaan.
De dood maakt volgens Brinkmann het mogelijk dat de eerder genoemde standpunten er kunnen zijn. Het is niet een standpunt als zodanig, maar je kunt wel tot een verhouding komen tot deze onontkoombare omstandigheid. Het instrumentaliseren van de dood (Als je meer nadenkt over de dood, jaag je je dromen na / word je gelukkig) staat dus in contrast met erover nadenken over je dromen het waard zijn.
En dus
Deze standpunten (ik heb niet alle standpunten uit het boek besproken) deden mij dus vooral nadenken over instrumentalisering. Dat vind ik een enorm interessant onderwerp omdat ik zelf heel vaak zo denk: ‘Als jij iets doet voor mij, wat moet ik dan terugdoen?’ en ik nog best vaak allerlei activiteiten terugrekenen naar een uurtarief om te bepalen of ik ze wel of niet moet doen (of iemand anders ervoor moet betalen).
De belangrijkste les (voor mij) in dit boek is dus dat ik beter/vaker moet nadenken over wanneer iets een instrument wordt en wanneer dat helemaal niet zo hoeft te zijn. Ik ben (en we zijn, misschien) slecht in het bepalen van waarde, terwijl meten en wegen juist simpel is. Er is een verschil tussen jezelf worden en mens worden. Dat laatste mag wel wat meer aandacht krijgen.
En ja, dit boek wordt nu óók ingezet als instrument. Doe er maar mee wat je wilt.