Jungle

Mijn favoriete Sesamstraataflevering was die met meneer Aart die in de jungle was met Tommie. Hij noemde het niet djongol meer jun-gluh. Ik vond dat stom. Ik wist heus wel dat je het uitsprak als djongol. Niet omdat het afgeleid is van jangal dat in het Sanskriet iets als ‘woeste wildernis’ betekent (dat leerde ik pas later toen ik een plantenboekje maakte), maar wel omdat ik sinds het zien van Jungle Book een fan van tropische bossen was. En ondanks dat je zelfs in het item in Sesamstraat bovenin het beeld het dak van de kas kon zien waar meneer Aart en Tommie zich stiekem in bevonden, was ik helemaal verknocht aan jungles. Maar waarom weet ik niet.

Mijn ouders hadden een abonnement op Dierenpark Emmen, niet ver van mijn toenmalige woonplaats Hoogeveen. Ik vond ‘abonnement’ een grappig woord en samen met mijn klasgenoot Jos maakte ik daarom een liedje dat ‘abonnement’ heette. Dat liedje hebben we in groep vijf nog voor de hele klas gezongen en de songtekst was niets anders dan een paar keer het woord ‘abonnement’ achter elkaar maar dan steeds op een andere manier uitgesproken. Het is andermaal het bewijs dat kinderen volidioten zijn. Juf Gré vond het prima. Maar die meme dat je je 24 jaar later nog voor dingen schaamt, past hier prima.

In dat Dierenpark Emmen was er een enorme tropische kas, waar een Zuid-Amerikaans regenwoud was nagemaakt. Compleet met grote bomen, overal planten, warmte, vocht, vogels en andere dieren. Alles door elkaar. Maar wel met mooi aangelegde natuurstenen paadjes en hoogteverschillen. En een vijver met piranha’s die je niet mocht voeren maar ik weet nog goed dat ze plakjes schouderham lusten.

Sinds mijn eerste bezoek aan die kas droom ik ervan om er zelf één te hebben. Helemaal vol met tropische rotzooi. Ik vond het toen al jammer dat alle plekken op de wereld al ontdekt waren, en omdat ik geen ontdekkingsreiziger meer kon worden, was het zelf bouwen van een tropische kas een goede tweede optie.

Tegelijk leek het me een goed idee om een lijst te maken van alle plantensoorten. Ik sloot me daarom op op mijn zolderkamertje en besloot, met behulp van de 25-delige encyclopedieset van mijn ouders, hun kamerplantenboekencollectie en een stapel bibliotheekboeken, alle plantensoorten alfabetisch te ordenen. Ik had ook bedacht dat ik een website ging maken met die lijst en hij zou, net als die kas in de dierentuin in Emmen, Amazonia gaan heten.

Toen ik erachter kwam dat er misschien teveel plantensoorten waren om onder elkaar te zetten en ik eigenlijk ook niet goed wist waarom ik deze lijst maakte, stopte ik er maar mee. En zo werd het natuurlijk ogenschijnlijk meest veelbelovende Nederlandse internetsuccesverhaal in de kiem gesmoord. Jammer.

Die tropische kasdroom bleef ergens in mijn achterhoofd zweven. Maar meer dan een bananenboom kopen en een half jaar in een hangmat slapen op m’n zolderkamer deed ik niet echt. En het zou ook nog tot mijn twintigste duren voor ik voor het eerst in een echte jungle terecht zou komen. Maar dat was in Thailand tijdens een quadtour en in bocht vijf (easy right) verloor ik de macht over het stuur en donderden mijn quad en ik metersdiep het ravijn in. Die quad had flink wat schade, maar mijn val werd gebroken door plantaardig materiaal. De rest van de quadtour moest ik toen maar achterop en het gebrul van gibbons in de verte kon me niet echt troosten. Misschien heb ik daar onbewust respect gekregen voor de genezende kracht van tropische bossen.

Ik kwam er toen ook achter dat een jungle niet iets is zoals in Jungle Book. Het is er helemaal niet overal groen. Ja, wel aan de randen waar het licht komt, maar niet diep in het bos. Het enige wat je daar ziet zijn dode bruine bladeren en hier en daar een jong plantje dat z’n best doet om groot te worden.

Het is er ook zeiknat en warm als in de kas in Emmen. Maar in Thailand wonen net even wat meer vliegen en muggen dan in het oosten van Drenthe. Dus ik wist opeens niet meer zo goed of ik een jungle wilde bouwen als ik later groot was.

Maar goed, ik had wel besloten dat tropische gebieden fantastische plekken zijn om te bezoeken. Je hoeft dan niet per se middenin dat muggenfiasco te zijn om ervan te kunnen genieten. Je kunt ook gewoon een tropische bestemming kiezen en daar een beetje chillen in een stad of een dorp, met bijvoorbeeld hier en daar wat tropische plantjes. Een soort jungle light. Overal groen, tropisch voedsel, mooi temperatuurtje, nu en dan een buitje. Top.

Dus daarom reis ik sindsdien graag naar plekjes tussen de twee keerkringen. Panama, Indonesië, Costa Rica, Thailand, Brazilië, Sri Lanka, Colombia, India en de Filipijnen. Allemaal plekjes met hier en (voornamelijk) daar tropische plantjes die mij een soort melancholisch nostalgisch Emmen/Jungle Book/Bananenboomgevoel geven. Ik kan het nog steeds niet goed beschrijven.

M’n laatste tripje naar zo’n gebied was naar Borneo, dat een enorm tropisch eiland is maar waar volgens de laatste berichten nogal wat jungle wordt gekapt om er palmolieplantages te bouwen. Ik kon me daar niet echt een voorstelling van maken. Ik weet ook nooit zo goed wat ‘iedere seconde wordt er een stuk regenwoud ter grootte van een voetbalveld gekapt’ betekent als ik niet weet hoeveel voetbalvelden er totaal zijn en hoeveel er ook weer wordt aangeplant of anderszins bijkomt. En ik weet inmiddels ook dat er kneiterveel mensen op de wereld zijn dus dat we met z’n allen wel kunnen willen dat niemand regenwoud kapt, maar dat dat een vrij naïeve wens is. Daar komt ook nog eens bij dat het voor soortenrijkdom niet zoveel uitmaakt of er nou 100.000 of 250.000 orang oetans zijn en dat mensen maar hebben bedacht dat de ene soort nét iets verschilt van de andere soort. Maar laat ik daar niet teveel uitspraken over doen want ik heb totaal geen zin om in m’n DM te discussiëren met WNF-rakkers.

Maar goed, ik ging wel even kijken op Borneo.

Daar zouden we een riviersafari gaan doen om vanaf die rivier allerlei dieren en natuurschoon te gaan bekijken. Dat lukte ook aardig, maar de gids vertelde ook dat zo’n beetje alles behalve de rivieroever inmiddels palmolieplantage was dus dat de lieve olifantjes en aapjes ook vrij weinig andere keuzes hadden dan rond de rivier hangen.

Neushoornvogel
Aap
Aap

De wilde vegetatie rond de oevers was dan ook letterlijk een prachtige façade. Door 4G-bereik leverde een check op Google Maps ook een bevestiging op: ik zag mezelf als blauw stipje op een bruin kronkelend riviertje met om me heen alleen maar wonderen der natuur: enorme neushoornvogels vlogen voorbij allerlei apensoorten en olifanten kwamen massaal gedag zeggen. Ik voelde me Young David Attenborough.

Wat ik vanaf het bootje niet kon zien maar op het kaartje wel waren prachtige matrixen van palmolieplantages. Kilometers lang en breed. Op een steenworp afstand.

Ik wist nog steeds niet of dat niet goed was. De gids vertelde dat het in het Indonesische deel van Borneo nog veel erger gesteld was. Daar hadden ze niet echt regels over natuurbeheer. In Maleisië deed de overheid nog een klein beetje z’n best om houtkap te reguleren. Die indruk kreeg ik trouwens ook toen ik lokale krantjes las, maar hoe ver ik ook uitzoomde op Google Maps, er waren alleen maar vierkantjes van plantages te zien. En een kronkelend riviertje met een groene omlijning.

Weinig jungle

Nu heb ik van Bas Haring geleerd dat het niet erg is dat dieren uitsterven. Althans, niet voor dieren zelf. Die weten niet dat ze uitsterven. Een soort sterft uit. Niet individuen. En ik weet ook niet of het erg is dat er hier in Borneo zoveel tropisch regenwoud wordt gekapt om palmolieplantages te maken. Ik weet ook niet of er daardoor dieren uitsterven. En in die plantages voelen neusapen en olifanten zich ook wel prima thuis. En die plantages zijn er ook alleen maar omdat palmolie een lekker goedkoop vet is dat je kunt gebruiken voor allerhande doeleinden. Niet omdat Maleisiërs zo’n kutvolk zijn.

Mooi wel

En ik zou als Nederlander ook ongelofelijk hypocriet zijn om van Maleisië en Indonesië te verlangen dat ze hard optreden tegen mensen en bedrijven die palmolieplantages maken (of het als land verbieden) terwijl heel fucking Nederland in cultuur is gebracht en hier al honderden jaren lynxen, pelikanen en elanden zijn uitgestorven. En ik hier mezelf sta te wassen met Palmoli(v)e en alles in m’n voorraadkast palmolie bevat.

Dus dan kom ik toch terug bij m’n eigen jungle. Ik denk dat die er toch maar moet komen. Niet omdat ik mezelf beter vind dan mensen uit Borneo. Maar omdat ik heel weinig kan doen om een jungle te redden, behalve er zelf één maken.

En een eigen jungle is natuurlijk ook goed voor Instagramfoto’s.