Botanisch Kopenhagen
In de vorige aflevering van Dagbesteding van Globetrottende Planthousiastelingen beloofde ik pas ergens ver in de toekomst een volgende botanische tuin zou bezoeken. Niet vanwege een optimale gezondheid bij matiging van tuinbezoekjes, maar omdat de eerdere twee in de serie (in Londen en Dublin) dagtripjes waren met als enige doel die tuin. In een dag vanuit Amsterdam heen en weer. Dat moet je niet overdrijven, want dan gaan mensen denken dat je een debiel bent en dat zou zonde zijn voor eventuele wensen om serieus genomen te worden in de toekomst.
Ik had mezelf echter een bezoek aan Kopenhagen in de schoot geworpen toen ik van Amsterdam naar Stockholm ging reizen. Mijn logica was dat, als je ook via Kopenhagen kan vliegen voor dezelfde prijs als een directe vlucht, dat je voor die optie moet gaan. En laat Kopenhagen nou net een prachtige botanische tuin hebben. Althans, dat was mij beloofd door de echtewereldversie van ‘Misschien vindt u dit ook leuk’: niet een algoritme maar een mens die een e-mail stuurde naar aanleiding van die vorige botanischetuinpost.
De vlucht van Amsterdam naar Kopenhagen werd uitgevoerd door easyJet, kostte me vijf tientjes en een beetje en vertrok iets voor 8 uur ’s ochtends vanaf Schiphol. Gelukkig woon ik dichtbij. We vertrokken zelfs te vroeg en dat leek iedere passagier door zijn en haar aanwezig goed te keuren. Ik ook. Het uitzicht in een vrij wolkeloos luchtruim tussen beide Waddenlanden was prachtig. In een klein uur waren we in Kopenhagen—25 minuten eerder dan gepland.
Mijn vooronderzoek had zich beperkt tot de vraag hoe je op een fatsoenlijke manier bij die botanische tuin komt en het antwoord daarop was heel simpel: door de metro vanaf de luchthaven te nemen, 20 minuten te wachten, en dan uit te stappen op loopafstand. Voor de metro moest ik alleen even een kaartje uit een automaat trekken. Top. Ik zag ook dat de metro geen machinist en dus uitzicht in de rijrichting had, schoon werd gemaakt en dat passagiers hun muil hielden. Drie plusjes ten opzichte van Amsterdam.
Eenmaal uitgestapt glipte ik een lift in naar de bovenwereld. Daar besloot ik eerst maar weer eens Joe & The Juice te bezoeken. Zo’n tonijnsandwich en een shake later vertrok ik te voet naar de botanische tuin verderop in het park. De lokale Trekpleister kon ik niet links laten liggen omdat ik twee dagen eerder na een avond in mijn smoking met glimmende schoenen twee joekels van blaren had opgelopen en ook in Denemarken bestaan blærenplæsters.
Het park werd vanaf de zuidkant benaderd en de eerste indruk was prima, maar door allemaal verbouwingen en werklieden werd de verwachtte serene rust toch niet ervaren. De heerlijke ochtendzon en het lenteweer deden echter een succesvolle poging om de gedrukte pret te herstellen.
Heel even schrok ik van een bord met daarop de tekst dat de palmenkas—wat ik ‘botanische tuin’ noem en het belangrijkst vind, maar feitelijk slechts een onderdeel van het geheel is—vandaag gesloten was, maar een snufje doorzettingsvermogen bewees het tegendeel. ‘Nee hoor is gewoon open’ zei de ticketmevrouw en overhandigde me een entreekaartje.
De pret ging nu echt beginnen.
De palmenkas in de botanische tuin van Kopenhagen is, net als die van Dublin en Londen, zo’n ouwe witgeschilderde (het frame dan, niet de ruiten) Victoriaanse kas en dat zijn de besten. In wat modernere varianten kan het ook zo heerlijk muf ruiken met 30+ graden Celcius, maar dat Victoriaanse belooft ook altijd oude dikke bomen die er al 100+ jaar staan. En die zijn het beste. De schoonheid van tijd.
Waar het buiten nog een gedrillboor en getimmer van jewelste was, is het in de kas heerlijk rustig. Althans, de luid krakende kikkers (van die kleine varianten die klinken als cicaden) zijn juist, ondanks het aantal decibel, onderdeel van de rust. Tel daar een beperkt aantal andere wederom hun muil houdende bezoekers bij op en je hebt één van mijn favoriete plekken.
Iedere grote tropische kas in iedere grote stad is tot nu toe hetzelfde. Er staan bijna overal voor mensen nuttige planten zoals banaan, mango, koffie en kaneel maar ook de meest overdreven Monstera's deliciosa. Iedere kas heeft een Mediterraan gedeelte waar ik snel doorheen loop en een cactusafdeling die ik, wanneer mogelijk, oversla. En verder doe ik een poging om genoeg te krijgen van die muffe vochtige lucht maar dat lukt nooit.
Er is ook een vlindertuin maar ik begrijp het nut van dit concept niet. Ja ok, vlinders zijn de beste insecten omdat ze én geen geluid maken (en als je ze überhaupt hoort het geluid lief is) én niet irritant zijn, maar om er nou een hele tuin omheen te verzinnen gaat mij wat ver. Ik heb er wel zo’n enorm exemplaar van een atlasvlinder gezien maar die was dan ook wel weer zo groot dat ‘ie een beetje goor werd.
De uitgang van de kas was helaas een beetje sneu: een zijdeurtje richting een wegafzetting met aanpalende omleiding. Die geforceerde wandelrichting duwde me wel in de richting van het Natuurhistorisch museum waar ik ontdekte dat je met hetzelfde ticket ook een dierenfototentoonstelling kon zien die werd begeleid door muziek uit een Thaise spa en daar genoot ik met volle teugen van. Een paar keer schouderophalend door een lokaaltje met een stenenverzameling en drie ansichtkaarten uit de museumshop later liep ik alweer naar buiten. Missie geslaagd en goed ook.
In het park was intussen de rust wedergekeerd en ik plofte neer in de halfschaduw van een Kopenhaags boompje dat nog wat moeite deed om haar eerste blaadjes te laten groeien. Daar heb ik ongeveer vijftien minuten lang nagedacht of het normaal gedrag is als je er je lange broek verwisselt voor een korte broek en de conclusie was uiteindelijk ‘nee’.
In een lange broek kocht ik ergens een koelkastmagneet en had ik nog ruim de tijd om wat andere delen van Kopenhagen te ontdekken voor mijn vlucht naar Stockholm ging vertrekken.
Die andere delen waren niet zo boeiend als de botanische tuin.