Zen en de meekoppelaars
Ik ben (vaak) een heel treurig mannetje dat enkel z’n gelijk wil halen. Als het al lukt, vraag ik me daarna af ‘en nu?’ en ga ik weer verder met mijn leven op zoek naar een nieuwe discussie. Het is niet zo dat ik overal over loop te soebatten (ik heb namelijk ook een, volgens mij, gezonde dosis kijk-maar-even-mentaliteit gemengd met een moet-jij-weten-temperament) maar dat onnozele redetwisten is wel degelijk een belangrijk aandeel van mijn gedrag en identiteit.
Eén van de onderwerpen waar ik graag over bakkelei is afslanken, zoals je, als je me wat langer kent, ook wel doorhad. Deze discussie voer ik al jaren en ik win ‘m altijd. Mijn standpunt is namelijk dat je, als je wilt afslanken, minder moet eten. Of, beter gezegd, dat je over een langere periode in je leven, meer energie moet gebruiken (niet verbruiken—nog zo’n discussie) dan je inneemt.
Het is een simpele som. Andersom werkt ‘ie ook.
Soms win ik de discussie met iemand en soms niet. En als ik ‘m niet win, heb ik alsnog gelijk. Dat voelt soms goed maar soms ook niet.
Waarom niet?
Omdat, zo iedere dag uit ieder nieuw onderzoek, de theorie wel heel simpel is, maar de praktijk wat weerbarstiger lijkt.
Zoals mijn op eenentwintig na beste vriend en ex-collega Paul Bosma onlangs in zijn podcast zei: ‘Ik pieker heel vaak. Veel meer dan andere mensen. En ik weet dat ik wat minder zou moeten piekeren. Maar als mensen mij zeggen “hey, niet meer doen he!” dan heb ik daar helemaal niks aan.’
Dit slaat de spijker op z’n kop. Dan kun je wel weten dat je niet zo veel moet vreten, maar als je omgeving zo is ingericht dat je heel gemakkelijk wel veel vreet óf je hebt zo veel stress dat je er op de kritieke momenten niet goed over na kan denken (zoals stress ook invloed heeft op je vermogen om bijvoorbeeld met geld of andere mensen om te gaan), dan heb je dus helemaal niets aan de informatie.
Ik weet dondersgoed dat ik iedere vier weken naar de kapper moet om die gore, absoluut niet tot mijn kapsel behorende, haren uit m’n nek te laten scheren, maar iedere keer kom ik er in week vijf achter dat ik me waarschijnlijk ten minste een week lang als een beperkt gecoiffeerde troglodiet door de maatschappij heb bewogen. Met, achter mijn rug om, wijzende vingers en rollende ogen tot gevolg. Extra stress.
Beter kan ik gewoon een maandelijkse afspraak inplannen, maar ik doe dat al jaren voor de zekerheid maar niet. Dom.
Of dus niet dom maar simpelweg onvermijdelijk?
Wat is dan de oplossing? Het zou mooi zijn als juist Jelmer de Boer, nota bene de poster boy van een (tot nu toe) levenslang onvermogen om autisme om te turnen naar een gestructureerd leven, het correcte antwoord op deze vraag zou hebben.
Maar een vermoeden over de richting heb ik wel. Die richting is toevallig ook een richting voor de oplossing van heel veel andere problemen van het moderne leven.
Nu heb ik geen zin om Photoshop te openen en een paar pijltjes te trekken tussen groepjes woorden in een lettertype waar ik over een paar jaar weer ontevreden over ben omdat ik het ontwerp van mijn website heb veranderd, dus je moet het maar even doen met tekstuele uitleg.
Het idee is dat je afleiding vermindert, waardoor je betere keuzes kunt maken en daardoor kun je nog beter afleiding verminderen en nog betere keuzes maken. Een vliegwiel eigenlijk. Of een meekoppeling. Dat woord heb ik acht seconden geleden gevonden toen ik googelde of een vicieuze cirkel ook positief kan zijn (kan niet, maar meekoppeling dus wel).
Meekoppeling. Echt een stom woord.
Wanneer je niet zo veel aan je kop hebt, kun je beter nadenken en als je beter na kunt denken, kun je verzinnen dat je niet zo veel aan je kop wilt hebben. Dit is waarom ik (nog steeds) zo’n fan ben van bijvoorbeeld slaap een prioriteit geven en minimalisme in de breedste zin van het woord (en van reizen met alleen handbagage). Hoe minder gedoe, hoe beter het brein werkt. Althans, ik heb geen meta-analyses gedaan van dubbelblinde onderzoeken, maar ik hou gewoon een spreadsheetje bij dat water op eend heet waarin ik bijhoud hoe mate van afleiding correleert met welbevinden.
Aha! De klassieke ‘volgens mij gaat dit bij mij goed, dus de rest van de wereld moet het ook doen.’
Ik ben geen biohacker of lifelogger maar wilde er simpelweg achterkomen hoe mijn zeven smaken hoofdpijn (migraine (‘gewoon’ en retinale), zoemen, duizeligheid, de versnelde film met ogen dicht, brain freeze en normie hoofdpijn) correleren met overprikkeling. De conclusie was de conclusie die ik al eerder op allerlei vlakken (zoals dus handbagage) had getrokken: proberen zen te worden en dan gaat de rest (nog meer zen worden ook) vanzelf.
Nouja, dit idee is dus de theorie. Nu maar hopen of ik het nu opeens, na 37 jaar, wél in de praktijk kan brengen.
Ik heb in ieder geval alvast gelijk.