Acute senescence
Ouder worden is eigenlijk heel simpel. Je moet het vooral niet doen.
Één van mijn favoriete Engelse woorden is senescence. Niet omdat het een woord van tien letters van vier letters is, maar ook omdat het zo grappig klinkt als je het uitspreekt.
Senescence betekent niets anders dan veroudering. In de biologie dan. We hebben het niet over Windows XP maar over de zogenaamde onvermijdelijke achteruitgang/bederf/verslechtering van organismen (behalve bij hydra’s natuurlijk).
Ik ben bang voor veroudering. Ik vind het helemaal niet leuk om ouder te worden want ik wil niet een rimpel boven m’n wenkbrauwen of dunner haar of met andere mensen over Waku Waku praten. En hoewel voor het eerste probleem botox bestaat en voor het tweede een haartransplantatie (en voor het derde gewoon wat vaker m’n mond houden), is het nadeel van de eerste oplossing minder leuke Instagramstories en voor de tweede oplossing minder geld om elektrische skateboards te kopen (en voor het derde soms wat minder gespreksstof). Behoorlijk wat trade-offs dus voor iets wat je ook op een andere manier kunt tegengaan. Maar daar kom ik straks op.
Er zijn grofweg twee manieren om dood te gaan: acute gevaren en veroudering. Of natuurlijk een combinatie van beiden: een steeds groter wordende kans op een acuut gevaar omdat je steeds ouder wordt. Die acute gevaren zijn naast plotselinge enge ziektes bijvoorbeeld ook verkeersongelukken, verzuipen als je probeert onder het ijs door te zwemmen, uit een vuurtoren vallen en gebeten worden door een paard. Die gevaren kun je zo klein mogelijk maken door gevaarlijke activiteiten, zoals dichtbij een paard komen of selfies maken op vuurtorens, te vermijden (of te beperken). Maar dan nog: hoe ouder je wordt, hoe groter de kans is op een acuut gevaar. En zeg nou zelf: hoe leuk is je leven nou écht als je geen selfies maakt met een paard op een vuurtoren?
Dat verouderen kun je misschien het beste zien als een bijwerking van je leven. Want hoe meer je leeft, hoe ouder je wordt. Daar bestaat ook een woord voor: leeftijd. Dat is echt een heel goed woord eigenlijk.
Je kunt veroudering, die senescence dus, niet tegengaan. Maar je kunt het wel vertragen. Je gaat nog steeds op een zeker moment dood, maar je kunt de kans dat dat moment later komt en de tijd ervoor zonder lichamelijke en geestelijke kwalen (en bijbehorend vreselijk irritant gemekker tegen anderen) vergroten. Stel je voor: flexibiliteit, mobiliteit, niet zo’n oude harses, uithoudingsvermogen, niet zo janken, een fatsoenlijk libido, een sprintje trekken, een bal vangen, een boom omhakken, je neefje op de grond beuken omdat hij stoer doet, niet op een elektrische fiets fietsen en niet zo’n enorme pens hebben. Als je zestig bent. Kan gewoon.
Hoe? Niet zoveel alcohol zuipen, niet roken (behalve jonko), krachttraining blijven doen voor de rest van je leven, lekker veel slapen, geen werk doen dat je haat, zonnebrandcrème smeren, niet zoveel troep vreten, uit de buurt van paarden blijven, beseffen dat een kogelronde buik achter een overhemd niet een synoniem is voor welvaart, nu en dan een sprintje trekken en vooral lekker vaak tegen jezelf zeggen dat je grootste vijand senescence is.
Ouder worden is eigenlijk heel simpel. Je moet het vooral niet doen.