Meester Joost is een lul

Bij meester Joost in groep 5 stond een grote bak op de tafel naast het raam. In die bak mocht je een tekening in bewaren. De regel was dat je maar aan één tekening tegelijk mocht werken. Die moest je dan afmaken en laten zien aan meester Joost voordat je aan een nieuwe mocht beginnen. Op een gegeven moment zaten er 47 tekeningen in de bak. Dus meester Joost greep in. Hij had zelf goed opgelet bij rekenen want 47 tekeningen van 30 kinderen moest toch wel betekenen dat ten minste één leerling zich niet aan de regels van het tekenen hielden.

‘Van wie is deze tekening van een vogel?’

Meester Joost had altijd een beetje een zeikstemmetje. En een snor. En van dat omhooggeföhnde korte haar. Hij leek een beetje op een Duitser en hij kwam uit Klazienaveen. Dus dat klopte wel ongeveer.

Ja die tekening was van mij. Het was trouwens een slechtvalk op een paaltje (ze zitten vaak op paaltjes) maar dat kon meester Joost ook niet weten. Hij had vast thuis geen groot vogelboek waar hij regelmatig vogels uit natekende met zijn broer. Ik wel. Ik kon ook heel goed een grote bonte specht, een torenvalk, een koolmees en een roodborstje. Tenminste voor mijn leeftijd. Het was niet zo dat ik werd gevraagd voor de illustraties van vogelgidsen.

‘En deze?’

Meester Joost liet een bovenaanzicht van iets zien met een legenda. Het leek op een plattegrond van een gebouw. Die tekening was ook van mij. Het was namelijk de plattegrond van mijn nog te bouwen hamsterhok (van triplex) met verschillende compartimenten voor oude en jonge dieren. Niet dat ik dat hok ooit ging bouwen (kom op, ik was 8 jaar oud—en bovendien kwam ik er later achter dat je beter niet met triplex kon werken), maar het was toch handig om de architectuur van knaagdierverblijven even uit te tekenen. Voor het geval dat.

‘Jelmer, je mag maar aan één tekening tegelijk werken.’

Dat wist ik ook wel maar ik vond dat stom. Niemand gaat een tekening maken omdat ‘ie graag een tekening wil hebben, dacht ik. Het gaat niet om het eindresultaat maar om het tekenen zelf. Als je klaar bent met tekenen, boeit het resultaat dus ook niet. Het is ook niet aan meester Joost om te bepalen of míjn tekening ‘af’ is. En waarom zou je tekeningen bewaren? Wat moet je er mee? Dat doe je toch niet? Tekenen gaat om het proces. Net als legpuzzels maken. Dat doe je ook niet voor het resultaat. Dat kun je net zo goed een poster kopen en daar de hele tijd naar gaan kijken.

Ik liep toch een beetje rood aan.

‘En deze?’

Dat was mijn beste versie van Asterix. Ik was daar trots op want die kon ik uit m’n hoofd. Eerst de neus met dat wangetje en dat piefje aan de wang. Dan de snor. De kin. De ogen. Wenkbrauwen. Z’n oor. De helm (met twee vleugels—eentje vooraan en de ander een beetje voor de helft). Dat bolletje op z’n helm. De bakkebaard aan de ene kant van z’n oor en dan vier plukjes achter z’n oor. De nek. En dan had ie een zwart hemd aan maar voor de rest kon ik het nog niet dus deze tekening eindigde waar de nek stopte en het hemd begon. Ik was alleen nog maar goed in hoofden tekenen. En alleen als Asterix voor de kijkers naar links keek. Andersom kon ik het ook nog niet.

‘Ook van mij.’

De hele klas keek me aan alsof ik ze allemaal had verraden. Iedereen één tekening en ik drie. Ik voelde me echt schuldig en egoïstisch en begon te twijfelen aan mijn motieven.

Meester Joost zuchtte.

‘Dan is deze zeker ook van jou?’

Nee, natuurlijk niet. Dat was een ingekleurd tafereeltje. Wie kleurt er nou z’n tekeningen in? Inkleuren is voor meisjes. Die dan eerst met een kleurpotlood langs alle lijntjes gaan (hard duwen op het potlood) en dan (zachtjes duwend) gingen inkleuren. Ik vond dat stom. Sowieso zag je dan altijd het lijntje plus het was valsspelen. Wedden dat Yvonne deze tekening had gemaakt? Yvonne tekende altijd bloemen en kon heel netjes schrijven maar niet de koprol. Halverwege viel ze altijd opzij. Ik vond dat raar. Toen ik twintig jaar later in het ziekenhuis lag voor een knieoperatie en ze mijn verpleegster was, wilde ik haar nog vragen of ze inmiddels de koprol kon. Maar dat vond ik toch maar een beetje raar. Ik was ook bang dat ze mij ging vragen of ik me inmiddels netjes aan de tekenregels hield of nog steeds zo’n rebel was.

Yvonne stak trots haar hand op.

Zie je wel.

Meester Joost hield één voor één alle tekeningen uit de bak omhoog en daarvan waren er nog 12 van mij, maar ik besloot dat ik maar m’n mond ging houden. Als ik gewoon ontkende dat ik het was, beperkte ik mijn overtreding ook maar tot twee tekeningen. Dan zou ik dat hamsterhok, de slechtvalk en Asterix wel ‘afmaken’ en laten zien aan meester Joost en dan verder gaan met iets nieuws. Ik had ook nog een goed idee voor een zijaanzicht van een mensenvleesfabriek.

Toen ook niemand anders die 9 vogels op een 9 paaltjes, een impressie van Obelix (was eigenlijk hetzelfde als Asterix maar dan met hier en daar wat subtiele verschillen en hij had geen vleugels op z’n helm) en een verbeterde plattegrond van een hamsterverblijf (met duidelijkere legenda) opeiste, concludeerde meester Joost maar dat ‘er veel vergeetachtige kinderen in de klas waren’.

Het was één van de angstigste momenten in m’n leven. Mijn creativiteit werd en plein groep 5 even volledig de grond in geboord vanwege ‘regels zijn regels’ en ‘een tekening is pas af als ik zeg dat hij af is’.

De moraal van het verhaal is dat we niet moeten vergeten om dingen te doen waarbij we juist het proces leuk vinden (realiseer je maar eens dat iedere hobby gaat om plezier hebben in het proces en niet het resultaat) in plaats van alles zien als werk (en ons steeds afvragen wat iets oplevert).

En dat weliswaar iedereen gelijkwaardig is, maar niet gelijk.

Dus als Yvonne op zo’n rare manier bloemen wil inkleuren, dat ze dat lekker zelf moet weten. En niemand hoeft de koprol te kunnen.

En meester Joost is een lul.


Vanwege privacyredenen heb ik namen veranderd. Meester Joost heet eigenlijk Sjoerd (en geeft nu nog steeds les, op een school in Delfzijl) en Yvonne heet Suzanne.