Mijn troeprekening
Het is wel even geleden dat ik een minimalist was. Tenminste, ik was het altijd al maar er was opeens een naam voor. En even, heel even, las ik de boeken van The Minimalists (het doldwaze duo Joshua Fields Millburn (Jozias Velden Molenbrand) en Ryan Nicodemus (Ronnie Volksoverwinning)—ik ken deze namen nog uit mijn hoofd) en vond ik ze boeiend, maar als snel schaarde ik mezelf in het Kamp der Kritische Minimalisten (die minimalisme extremisme vinden en dat niet laten om te rondroeptoeteren). Dus je kunt je voorstellen dat ik een moeilijke relatie met minimalisme heb. Wat dat betreft niet bijzonders aan deze millennial. Ik moet m’n dag toch ergens mee vullen.
Intussen heb ik na jaren van studentenkamerleefruimtes een wat ruimer huis en daarmee wat meer ruimte om spullen te bewaren. Overige ruimte is de klassieke valkuil van de goedbedeelde consument. Die gaat zich wezenloos druk maken om het vullen ervan, al dan niet aangewakkerd door kapitalisme en consumentisme.
Kijk, als je weinig ruimte hebt en een opslagruimte gaat huren om je zooi te bewaren, dan ben je al een volidioot (of lijd je aan materiële obesitas en neem ik het terug), maar als je veel ruimte hebt en dát vanwege die beschikbare ruimte vol gaat stoppen met spulletjes, dan ben je natuurlijk helemaal van de pot gerukt terwíjl de door de ratten bent besnuffeld.
Die persoon ben ik dus.
Als Freud in Drenthe was geboren zou hij concluderen dat ik ‘de goed wies kapot had’ en zou het ziektebeeld degoedwieskapot besproken worden in allerlei psychotherapieliteratuur.
In die situatie bevind ik me dus. Teveel troep.
Maar gelukkig is daar wat aan te doen. Namelijk die troep verkopen. Zodat er minder troep is. Scheelt weer.
Maar tegelijk wil ik ook een nieuwe matras. Want naast het cliché en jingle van een reclame waarvan ik de opdrachtgever niet meer weet ‘echt slapen doe je pas op een nieuwe matras’ heb ik onlangs bedacht dat slaap mijn prioriteit heeft. En nu had ik eerder mijn fantastische IKEA-matras geruild met m’n zus tegen een oud Grieks kleed omdat ik toch al een influencermatras kreeg en daarom twee matrassen had, maar dat influencermatras is, om met de woorden van die eerdere Freud te blijven spreken, thunder kut. Dus ik wil weer m’n oude matras. Maar ik wil ook m’n kleed. Dus moet ik wéér hetzelfde matras kopen.
Ik heb nu wat bedacht. Een troeprekening. Dat is een bankrekening (eenvoudig aangemaakt bij bunq—niet gesponsord) waar de opbrengsten van verkochte troep (televisie, schoenen, horloge, overige allerhande eventuele influencerattributen) terechtkomen en waarvan ik het saldo gebruik om nieuwe troep te kopen.
Dat betekent dus dat ik vanaf nu eerst rotzooi moet verkopen voordat ik nieuwe aankopen doe. En dat ik pas een nieuw(e) matras koop als ik daar het geld voor heb én voor over heb. Ik moet nog een paar euro (bij IKEA kost bezorgen €45???).
Het mes snijdt zo aan twee kanten. Zo kom ik van m’n rotzooi af, hoef ik geen nieuwe bedragen vrij te maken, denk ik nog eens na over een aankoop en budgetteer ik mezelf.
Dat waren trouwens vier kanten (in dat geval zou ik graag het mes uit het gezegde willen vervangen door een schaar en het aantal kanten vanzelfsprekend verdubbelen) met tevens een gekke wederkerende variant van het werkwoord budgetteren.
De troeprekening dus. Denk er eens over na. Misschien is het wat voor jou.