Een westcoast USA roadtrip
De VS is het beste land om een roadtrip te maken en als je het tegendeel beweert, heb je ongelijk.
M’n op één na beste vriend Bart is een management consultant in Zweden (maar spreekt geen woord meer Zweeds dan jag) en reist nog meer de wereld over dan jag. Overigens is hij van mijn vriendengroep (een selectie van 9 individuen met allen Zuid-Drentse wortels, en een Somaliër die in Qatar bij een bank werkt) niet eens het meest bereisde individu. Dat is Peter: iemand die zelfs geen vast woon- of verblijfplaats heeft, maar zijn camper op dit moment in Venetië heeft geparkeerd, terwijl hij zelf in Cancún is om vanaf daar (via Belize en Guatemala) weer terug naar huis/camper te gaan want hij moet immers alweer bijna wintersportreizen organiseren in Iran en Marokko. Een vaardigheid die hij eerder al in Kazachstan en Kyrgyzië opdeed en vanaf daar overigens ook (met omwegen in Siberië, China, Singapore, Taiwan, Australië en de Verenigde Staten) naar Cancún was gereisd. Op Ierland, Vaticaanstad en IJsland na heeft hij trouwens alle landen van Europa bezocht. Zelfs Transnistrië.
Genoeg over Peter en z’n malle fratsen.
Bart en ik winnen de nomad game in onze vriendengroep dus zeker niet, maar we doen ons best. Bart is altijd wel te porren voor een tripje. En ik ook. Als we samen gaan, dan is dat vaak aansluitend op een klus die hij moet uitvoeren in een uithoek en heel soms gewoon omdat een bepaalde bestemming tof is. Zo bezochten we als 19-jarigen in 2005 New York (dat was toen bijzonder) en zagen we (met Thomas) Tanzania en Sri Lanka in 1 trip. Ook reisden we vorig jaar heel onnozel via Istanbul en Abu Dhabi en de Seychellen en Zuid-Afrika en Swaziland naar Thailand en Singapore weer naar huis. Omdat het visum voor India even niet doorging. In twee en een halve week trouwens. En oja, afgelopen juli die trip aan de oostkust van de Verenigde Staten. Epic.
Nu gingen we naar de westkust van de Verenigde Staten. Daar was Bart nog nooit geweest en mijn laatste keer was al bijna tien jaar geleden (dat was trouwens met die eerder genoemde Thomas en de nog eerder genoemde Peter, die in Tacoma (ten zuiden van Seattle—en bekend van het American Footballstadion uit 10 Things I Hate About You) Geografie studeerde en met wie ik in een maand van het noorden naar het zuiden van wat westelijke Verenigde Staten reed (onderweg wel gestopt trouwens) in een oude Chrysler Voyager (betekent reiziger) zonder aircon (waarom is Nederland het enige land waar airco een afkorting is van airconditioning?). Oja en México trouwens. Bezochten we ook in die trip.
Ik schrijf México expres met zo’n piefje op de e omdat Ted dat irritant vindt.
Tien jaar later leek het mij een goed moment om nog eens in die streek een kijkje te nemen. Samen met Bart dus, maar we hadden maar een dag of 10. Dus de trip werd iets korter.
Via Stockholm vlogen we met Norwegian (prima toestel op deze route—een Boeing 787 Dreamliner) naar Oakland. Dat ligt naast San Francisco. De luchthaven in Oakland is een beetje het kneuzige broertje van San Francisco. Maar het lag wel iets dichterbij onze eerste bestemming Napa Valley.
De vlucht eindigde aan het eind van de middag, dus dat gaf ons mooi wat tijd om beiden een elektrisch skateboard te kopen. Die dingen bleken overigens niet aan te slepen, wat ervoor zorgde dat we deze aankoop deden op de stoep van een loods in het centrum San Francisco en elkaar bang aankeken waarom we precies elektrische skateboards die 35 kilometer per uur konden hadden gekocht op een heuvelachtige drukke stad terwijl we beiden voor het laatst 20 jaar geleden een skateboard hadden aangeraakt en toen ook al niet zo goed in balanceren waren. Maar we deden het toch. Dat bleek een fantastische beslissing.
Vanaf San Francisco reden we over de Golden Gate Bridge richting Napa Valley. Daar woonde namelijk een vriend van de oude huisgenoot van Bart (Markus heet die huisgenoot. Een Duitser die in Stockholm woonde maar intussen was verhuisd naar New York want hij is getrouwd met een Amerikaanse). Die vriend was (is trouwens nog steeds) ook een Duitser die in Napa Valley was neergestreken om wijn te maken. Het bezoek van een friend of a friend leek ons wel een mooie manier om er achter te komen hoe die Californische wijn nou precies smaakt. Plus Napa Valley af te strepen als bezochte bestemming, natuurlijk (het leven draait maar om 1 ding en dat is tijdens tv-programma’s ‘GEWEEST!’ roepen als een bekende bestemming in beeld is).
Dat was trouwens wel een mooie begeleidende twittercaption als je deze post wilt delen.
We werden op z’n Amerikaans (voor zover ik durf te generaliseren) met open armen ontvangen door die vriend (Ergo genoemd, maar niet genaamd), zijn vriendin en haar moeder. En allemaal soorten wijn. We hadden weliswaar een jet lag (+9 uur dus het was alweer de volgende dag terwijl de dag nog niet over was) maar dat leek ons geen reden om geen wijn te zuipen. Die prima te pruimen was.
Over pruimen gesproken: de schoonmoeder van Ergo probeerde ons nog te vertellen dat maïs oorspronkelijk uit South Carolina kwam, maar daar trapten we natuurlijk niet in. Sowieso kun je in de hedendaagse omnipotente wifiwereld (waarin je alles kunt googelen) geen willekeurige foute feitjes meer opdreunen (is ook precies de reden waarom mijn vriendengroep niet meer uit 10 maar uit 9 personen bestaat) maar dit maïsfeitje wisten we wel uit ons hoofd. Het was tijd om te gaan slapen.
Voor die schoonmoeder, ja.
De volgende ochtend kwam door die jet lag vroeg. En dat was een zegen. Want wij hadden immers elektrische skateboards gekocht en die moesten in een typisch Amerikaanse woonwijk met prachtig vlak asfalt uitgeprobeerd worden. En dat deden we.
Vanaf een uurtje of zes in de ochtend gleden we door een rustig woonwijkje in Napa Valley. Geen verkeer. Dus alle ruimte voor twee extreem onzekere dertigers op skateboards. Dat was prima, tot Ergo (van dezelfde leeftijd) zíjn elektrische skateboard erbij pakte en even liet zien hoe je over asfalt moet surfen. Lekker dan. Toen maar ontbeten met een dozen donuts voor tien dollar.
We besloten maar wat wine tastings te doen. Daar kwamen we immers voor. En omdat Ergo wijnmaker is, kreeg hij overal korting (zolang dat vice versa ook maar gebeurt, legde hij uit). We leerden over het feit dat Napa erg klein is en dat wijn daarom schaars is. En dus duur. En dat allemaal rijke verveelde filmsterren graag een wijngaardje willen hebben. En dat de wijngaarden daarom ook heel erg duur zijn. En de wijnen daardoor nog veel duurder worden.
Intussen was het snikheet (in San Francisco werd de heetste dag ooit gemeten) en dat was misschien een voorbode voor een aantal wildfires die een paar weken later delen van Napa Valley verwoestten (en waarschijnlijk de prijs van wijn nog verder opdreven of die Duitser moet, niet geheel onwaarschijnlijk lijkt me, glühwein hebben zitten maken).
De dag was snel om en eindigde met een barbecue. En nog meer wijn. Dure wijn. Waardoor ik me schuldig voelde omdat ik niets van wijn weet en (daarom) alles 4 sterren geef op Vivino. Maar het was fijn. En in de verte vloog een kolibri (had liever gewild dat dat ding in het Nederlands een zoemvogel heette).
Na Napa Valley (en nog een ochtend skateboard practice) ging de weg verder naar Yosemite National Park. Maar de Verenigde Staten zijn groot, dus deze dag zou in het teken gaan staan van autorijden. Alleen maar autorijden. Tot Mariposa, een soort half western / half outback dorp met mensen met cowboyhoeden in pick-uptrucks aan de rand van Yosemite. Met niet zo best asfalt, maar we moesten ook nog even oefenen op onze elektrische skateboard skills, dus dat deden we daar. Van ons hotel (zo’n motel met een parkeerplaats in het midden en twee verdiepingen gore hotelkamers) naar de plaatselijke Inn en weer terug. Overigens door de rooklucht en asregen want nog geen 15 kilometer verderop woedde een dodelijke bosbrand. Maar waarschijnlijk zouden wij niet in onze slaap worden ver(r)ast.
De volgende ochtend was het weer vroeg dag (vooral omdat de jet lag van reizen naar het westen je lekker vroeg op doet staan maar ook omdat vroeg het park betreden weinig file betekent). Het stukje richting Yosemite Village was een uurtje rijden en we wisten alvast dat Amerikanen overal asfalt aanleggen (omdat deze gemakseconomie overal met de auto wil komen) dus konden we zelfs in een natuurpark gebruik maken van onze skateboards, die we overigens steeds beter onder controle hadden. Watervalletje: check. Die knettergrote rots: check. Hert: check. Kopje koffie: ook check.
Ik dacht mij te herinneren van de vorige keer dat op iedere hoek van het park een wild dier rondliep (we zagen toen zelfs een beer, waar Peter met een fototoestel achteraan ging rennen—het liep goed af want ik heb net geïmpliceerd dat hij nog leeft), maar in 2017 waren alle dieren verdwenen. Ja, ik zag nog twee musjes in het gras zitten, maar verder was er geen hond (zelfs geen coyotes) te bekennen. En dus reden we maar door naar een of ander zoutmeer aan de andere kant van het park. Om nog even verderop weer in zo’n motel te slapen. Een motel dat trouwens niet op skateboardafstand van het plaatselijke restaurant (met vloerbedekking) lag, dus bleven de skateboards in de achterbak (ok een klein rondje op de parkeerplaats).
Na Yosemite National Park komt Death Valley. Het laagste en ook meteen het heetste plekje (ligt eraan wanneer je het meet) van de Verenigde Staten. Dit plekje stond nog in mijn geheugen gegrift vanwege die eerder genoemde trip zonder aircon. En ook nu was het goed aan het dooien.
We probeerden maar in de ochtend onze skateboards uit. Op zo’n weg die 10 kilometer (6,21371 mijl) lang is.
Deze keer besloten we niet om dat precieze laagste punt te bezoeken, maar Devil’s Golf Course. Een plek die zo heet omdat je er knetterslecht kunt golfen. Vind ik grappig.
Dronen kon er wel knettergoed (want deze brokkenpiloot zag mijlenver geen obstakels—het enige wat ik moest doen was niet tegen de grond crashen) dus namen we even de tijd om in de allesdodende hitte een stukje te gaan helikopteren (in dit geval betekent dat met een drone vliegen).
Even verderop probeerden we op een zoutvlakte onze skateboards uit, maar kwamen er al snel achter dat het niet zo slim is om zout in motoren (van welk soort voortuig dan ook) te krijgen. Snel weer verder naar de volgende bestemming: Las Vegas.
Over de route naar Las Vegas wil ik niet heel veel kwijt. Die is bijzonder saai. Onderweg kwamen we wel allemaal witbesmeurde campers met kinderfietsen in grote maten achterop tegen en ik heb een paar uur gedacht dat er een soort verf/wielrenwedstrijd voor uit de kluiten gewassen kinderen was georganiseerd. Maar het waren gewoon mensen die terugkwamen van Burning Man. Heb nog even gevraagd hoe het was, maar kennelijk moet je er bij zijn geweest.
Maar Las Vegas dus. De lelijkste stad op aarde. Ik weet niet precies meer waarom ik dacht dat het leuk was, want dat was het niet, maar we bleven er twee nachten. Dat was twee nachten te lang. Skateboarden op The Strip was trouwens wel leuk. En ook deden we nog even een klein intermezzo door een helikoptervlucht te boeken over de Grand Canyon, wat echt fantastisch was.
Snel naar Los Angeles. We wilden vliegen maar Southwest Airlines liet ons van tevoren weten dat die skateboards niet aan boord mochten dus bleven we autorijden (‘we’ betekent hier ‘Bart rijdt’ en ‘Jelmer zegt de hele tijd ‘je had hier links gemoeten”).
Los Angeles is de favoriete stad van velen, maar kon mij de vorige keer niet bekoren. Deze keer wel. Want de vorige keer had ik op Venice Beach geen skateboard en nu wel. En de vorige keer bezochten we geen Koreaans restaurant met alleen maar Koreanen en twee tatta’s en nu wel. En de vorige keer dacht ik dat Hollywood een leuke wijk was en nu niet.
Kortom: we hebben gewoon twee dagen lang ge-elektrisch skateboarded en waren intussen bijzonder goed geworden.
Langs de weg richting San Francisco (het was inmiddels dag 8) stopten we hier en daar om ook een klein stukje te boarden. Intussen stond het aantal voorbijgangers (vaak voorzien van een Amerikaanse welvaartsbuik (= morbide obees) dat ‘you guys cheatin’!? riep op 8 en een half (verstond het een keer niet zo goed).
Een toffe onderbreking was ook San Luis Obispo, dat een studentenstad bleek vol bedrijvig- en gezelligheid. En een prima pizza slice. Maar we hadden 50 kilometer verderop weer zo’n goor motel geboekt, dus we konden niet lang blijven.
En de volgende dag kwamen we alweer aan in San Francisco waar we de auto drie dagen lang voor 24 dollar per dag in een parkeergarage parkeerden en pas op de laatste dag inleverden.
San Francisco is fantastisch. Een stad gebouwd op heuvels, terwijl de planners van de stad nog steeds heel graag het bekende grid wilden aanhouden, wat er dus voor zorgt dat wegen soms zó steil zijn, dat je er niet met een elektrisch skateboard tegenop kan (als je 83,8 kilogram weegt trouwens, in mijn geval).
San Francisco is de stad waar die elektrische skateboards zin bedacht en ontworpen en een willekeurig eindemiddagritje op zo’n ding betekent dat je zomaar zeven andere elektrische skateboarders ziet (en groet, en vervolgens realiseert dat je nu ook gewoon een buschauffeur bent).
De Golden Gate Bridge werd weer afgetikt (als in: gezien) en Alcatraz bleek volgeboekt (maar die had ik al bezocht en Bart zou een paar maanden later weer naar San Francisco gaan). Maar al met al hebben we ons dáár ook prima vermaakt. Er werd zelfs een klein biertje gedronken in een kroeg met allemaal jonge mensen. Dat maakte ons (naast dat skateboarden dan) nog een klein beetje jong.
Een roadtrip van 11 dagen kwam tot z’n eind. 2400 kilometer in totaal. Een mooie score.
Ik kan het iedereen aanraden.
Moet je alleen wel van elektrisch skateboarden houden.