In Washington was ik toen

Omdat ik een Amerikaanse bankrekening wilde openen, moest ik naar de Verenigde Staten. Het werd, om uiteenlopende redenen, Washington. En dat pakte goed uit.

In Washington was ik toen

De reden van het bezoek aan de Verenigde Staten was het aanvragen van een bankrekening die ik nodig had voor het afbetalen van een daarna pas aan te vragen Amerikaanse creditcard, maar daar heb ik het later nog wel een keer over. Voor nu volstaat het benoemen van de voorwaarde dat ik zo voordelig mogelijk maar ook zo kort mogelijk naar de Verenigde Staten wilde om die taak te volbrengen. Vaak zijn die twee voorwaarden goed te combineren. Ik zou ook ‘te verenigen’ kunnen schrijven maar dan sta ik al op drie verenigingen in één alinea. Beetje te veel van het goede, vind ik.

Mijn voorkeursbestemming was aanvankelijk New York, want daar was ik al een tijdje niet geweest. De laatste keer was 2018 zelfs, in maart, en ik heb het er nog steeds koud van. Dat was ook al de zevende keer dus wellicht eens iets anders proberen? Het antwoord kwam van de Promo Rewards van KLM. Dit is een aanbiedingencircus van vliegtickets die je met (minder) punten (dan normaal) kunt betalen. Iedere maand weer nieuwe bestemmingen, maar ook veel dezelfden. Het zijn gewoon de vluchten die ze niet vol krijgen natuurlijk. Je kunt het hele jaar door voor nauwelijks 20.000 punten naar Shanghai vliegen bijvoorbeeld (dikke tip) en ook andersom.

Een andere aanbieding was een vlucht naar Washington (IAD). Daar was ik óók al eens geweest, maar na een recente podcastsessie over de Britse koloniale tijd in de Nieuwe Wereld en de daar weer op volgende Founding Fathers, leek juist Washington, vanwege diens historische belang en culturele bijdrage, me wel een mooie plek om te bezoeken. En dat in augustus, als het er nog lekker warm is, maar tegelijkertijd ook na een eventueel hoogseizoen. Dat betekent dan ook weer dat hotelprijzen, die al laag waren in vergelijking met bijvoorbeeld een eerder genoemd New York, nog lager waren. En dus telde ik mijn winst alweer uit, terwijl ik mijn motto maar weer eens riep.

Een vlucht heen was niet meer te boeken voor het promotietarief, maar nog wel voor 29.000 Flying Blue punten. Prima. maar wel met pijn in het hart (en mijn puntenportemonnee). Hetzelfde gold voor mijn portemonnee met échte flappen want ik betaalde het belachelijke bedrag van €163 aan toeslagen. En dat in economy, tussen het gewone volk dus. Weinig travel hacking dit.

leg 1

Terug was er al helemaal niets voordeligs vanuit Washington, maar wel weer vanuit New York: 25.000 Flying Blue miles en €31 aan toeslagen. Veel schappelijker, mijns inziens, maar nog steeds niets om over naar huis te schrijven. Toch doe ik het, bij dezen.

leg 3

En dan nog even een Delta-vluchtje in de vroege ochtend vanuit die regionale luchthaven van Washington (Ronald Reagan Washington National / DCA) naar die tertiaire luchthaven in New York (LaGuardia / LGA) voor 5.000 Flying Blue mijlen en €16. Ook best.

leg 2

De trip was geboekt en zou drie nachten (plus een nacht in het vliegtuig terug) duren. Voldoende voor deze fast traveler.

De eerste etappe, een vlucht naar Washington, kan ik me op het moment van schrijven niet eens meer herinneren en er werden ook geen notities gemaakt. Ja, ik weet nog dat ik even extra moest lappen voor een raamstoel, want dat moet tegenwoordig (vroeger was alles beter). Nu kun je ook denken ‘joh wat maakt een raamstoel uit?’ maar vluchten de Atlantische Oceaan over zijn bijna altijd overdag, en dan is het leuk om uit het raam te kijken.

Maar naar wat dan? Naar water?

Nou, als het een beetje meezit, kun je vaak wat plukjes Groenland zien. Dacht ik. Maar dat was natuurlijk niet zo, omdat je niet over Groenland vliegt als je naar de oostkust gaat. Dom, Jelmer. Het is gewoon Groot-Brittannië over karren en dan, al ware je een vliegende Sint Brendan (zoek maar op), richting Nieuwgevondenland en dan linksaf Nieuw-Engeland in tot je landt in het prachtige Virginia.

Prachtig ja. Dat was wel even een verrassing. In mijn getroebleerde geheugen had ik de Verenigde Staten inmiddels gecategoriseerd tot tamelijk onserieus derdewereldland, met allerhande geteisem op halfbakken infrastructuur, maar niets bleek hier minder waar. Wat een weelde aan strak asfalt, aangeharkte perkjes en zomeravondzonlicht. Aan dat laatste kan de Verenigde Staten dan ook weer niet zo veel doen, het hielp wel. We lopen echter op de zaken vooruit.

Het is belangrijk om te herhalen dat het doel van de reis het aanvragen van een Amerikaanse bankrekening was. Daar had ik twee windows of opportunity voor. Banken zijn namelijk in het weekend gesloten, en ik was zo snugger geweest om een reis van vrijdag tot en met maandag te boeken. Ik zou dus direct na aankomst naar een bank dichtbij de luchthaven kunnen rennen, of kunnen wachten tot die maandag, omdat ik een nachtvlucht zou nemen.

Ik koos het eerste omdat ik bij een eventuele mislukking van plan a dan nog plan b zou hebben, en andersom natuurlijk niet. Nogal wiedes.

Na ietwat trage paspoortformaliteiten en een niet hele snelle maar wel veilige Uber, stapte ik een kwartier voor sluitingstijd de dichtstbijzijnde Bank of America binnen. Met enige aarzeling in mijn stem vroeg ik of het toevallig nog mogelijk was om een bankrekening te openen. Ik ben natuurlijk Nederlandse gastvrijheid gewend en bereidde me vast voor op rollende ogen, gezucht en spuug in mijn toch al gore koffie.

Maar natuurlijk was dat mogelijk meneer, geen enkel probleem.

Ik vertelde een medewerker dat ik graag een rekening wilde openen omdat ik te zijner tijd een Amerikaanse creditcardrekening wilde betalen en dat leek haar ook een perfecte reden, dus let’s go. Zonder aanzienlijke hobbels én met alvast een virtuele pas in mijn Apple Pay (de echte pas kwam later nog) stapte ik een kwartier na sluitingstijd naar buiten. Missie alvast geslaagd, en ik was nog maar een uur in het land.

Nu kon ik mijn zinnen verzetten op een fatsoenlijk bezoek aan de Amerikaanse hoofdstad, waarvan mijn enige herinneringen waren dat het er tjokvol met ratten zat én dat dat park met al die monumenten knetterrrrrgroot is. Dat eerste viel wel mee, hoewel ik later nog wel een mooie tros ratten rondom een vuilnisbak zag foerageren, en dat tweede werd de komende dagen steeds duidelijker.

Eerst maar naar mijn hotel, dat zich in Chinatown, niet ver van het Witte Huis, zo’n 25 mijl verderop bevond. Gelukkig ging er een metro van het een naar het ander en waren er in de automaat nog voldoende vervoersbewijzen voor volwassenen beschikbaar.

Ook van het openbaar vervoer in de Verenigde Staten heb ik nooit een hoge pet op gehad, maar de metro is Washington is nice. Keurig aangeharkt en alle stations zien er hetzelfde uit. Simpel en degelijk maar ook schoon en ruim. Niet zo bedompt en goor als in New York. Gewoon top. En het eerste stuk vanaf de luchthaven is bovengronds door best aardige suburbs.

Eenmaal bovengronds op mijn eindstation in downtown Washington realiseerde ik me dat het friday night was en herinnerde ik me ook dat er een showworstelwedstrijd gaande was in het evenementencomplex tegenover mijn hotel. Aanvankelijk had ik daar voor de gein willen kijken, maar omdat ik geen tickets meer kon vinden onder de 150 dollar, liet ik het dure geintje schieten. Ik besloot daarom om bij een lokale Chinees te eten. Prima, maar daarna wel pitten want de jet lag knaagde aan me.

De volgende ochtend was ik te vroeg voor het ontbijt op. Dit is geen stoerdoenerij want blijkbaar was het ontbijt pas geopend vanaf 9:00 uur? Wat is dit nou weer voor onnozel gedoe? Dus besloot ik maar een stukje wandelen om een lokale latte te halen.

In de vijf blocks richting de willekeurige koffiezaak kwam ik, zoals het de VS betaamt, gelukkig wel een aantal daklozen tegen die ze niet alle 24 meer in het kratje hadden en ik prijsde me gelukkig dat ik nog iets terugzag van de Verenigde Staten waar we allemaal mee zijn opgegroeid. Mijn favoriet was de halve zool met de ferm opgestoken middelvinger die het al van ver op me gemunt had en het haar missie had gemaakt om me ervan te vergewissen dat die middelvinger voor mij—en niemand anders—bedoeld was. Ik wenste haar ook een goedemorgen.

De latte was prima want het was stiekem een flat white en nu kon ik ook gaan ontbijten. Dat was ook prima. Ik moet er voor de meelezende travel hacker even bij vertellen dat ik voor drie nachten voor $75 aan ontbijtkrediet had gekregen vanwege mijn gold-status bij Hilton, maar dat we het wel over de Verenigde Staten hebben en het dus in slechts twee ochtenden alweer op was.

Dan nu weer terug naar mijn verslag.

Het mooie aan Washington is dat er tientallen musea zijn, waarvan er heel veel de moeite van het bezoeken waard zijn en er geen eentje entree vraagt. Voor sommigen moet je wel even reserveren, met het oog op druktespreiding. Dat was het geval bij de eerste, en in mijn ogen ook belangrijkste, op mijn lijst: het luchtvaartmuseum. Nouja, het Air and Space Museum, officieel. Dat is geen grote loods met niks (zou ik wel een mooie grap vinden), maar een gebouw waarin met nogal wat objecten de Amerikaanse lucht- en ruimtevaart wordt gevierd. En daar zijn voldoende redenen voor.

Na een half uurtje wandelen door een uitstekende ochtendzon (ik zag ook een handvol eekhoorns) kwam ik er aan en vernam ik dat meer dan de helft van het museum wegens een verbouwing gesloten was. De andere helft was best prima, maar ook na weer een half uur wel weer mooi geweest.

Daarna was er plotseling genoeg tijd om die Mall af te lopen. Dat is niet een winkelcentrum, maar een enorm aangeharkt langwerpig park met allemaal monumenten, musea en gedenktekens. Vet, wel, vond ik. En overal van die food trucks. Ik kocht er softijs en dat was goor.

Na even wat ronddwalen kwam ik aan bij the Washington Monument. Aanvankelijk dacht ik dat het een monument was ter ere van de stad Washington, maar het is natuurlijk een monument voor de meneer Washington, naar wie de stad dan ook weer is vernoemd. Dit is een dikke tip. Het monument bedoel ik, niet het vernoemen van een hele stad naar een persoon, hoewel ik me dat in dit specifieke geval ook wel weer kan voorstellen.

Je kunt dus ín dat monument, die grote obelisk, voor een dollar. Moet je wel exact 30 dagen van tevoren om 10:00 uur lokale tijd (15:00 uur in Nederland) klaar zitten om te reserveren (heb ik dus gedaan) maar dan heb je ook wat. In precies vier windrichtingen uitzicht op het district, de stad en de omstreken (bijvoorbeeld de nationale luchthaven—en daarover later meer).

Een dutje later wandelde ik naar The Library of Congress. Ik had in mijn voorbereiding ontdekt dat je daar gewoon kon computeren in die prachtige leeszaal, maar eenmaal gearriveerd ontdekte ik vervolgens dat het nogal wat voeten in de aarde vereiste. Helemaal een aanvraag doen, daarna een bibliotheekkaart laten maken, en dan dat hele computeren. Dus ik zag ervan af en wandelde wat rond. Niet per se een dikke tip. Wel een prachtig gebouw.

Een bezoekje aan het Museum of Natural History was overigens wél de moeite waard, want een enorme collectie opgezette dieren kan mij altijd wel bekoren.

Daarna ook nog even naar de National Archives om de onafhankelijkheidsverklaring te bekijken, maar dat lukte niet omdat deze debiel niet wist dat dat papier met ‘We the people’ de zogenaamde preambule van de Grondwet van de Verenigde Staten was en niet die verklaring. Ik moet weer terug denk ik.

De avond werd afgesloten met nóg een wandeling en nóg een bord Chinees eten, alvorens de jet lag zich weer kwam melden en ik onder de klamme lappen dook.

De volgende dag wandelde ik naar het Museum of National History. Boeide me niet echt. Daarna naar de botanische tuin. Wel een keurig apparaat, maar ik heb inmiddels flink wat ervaring in oude palmenkassen dat deze Amerikaanse variant, ondanks de zoete warme tropenlucht, niet in de top drie staat. Desalniettemin heb ik er een paar keer ‘nice’ geroepen tegen een cacaoboom.

Ik had er nog lang geen genoeg van, dus ik liep langs het Capitool (prima gebouw) naar het postzegelmuseum (ja), zocht er 5 postzegels uit om mijn collectie mee te starten (heb ik natuurlijk al, kon je wel raden) en deed er een ansichtkaart naar m’n dochter op de post.

Aan het einde van de middag moest ik er toch echt aan geloven en ging ik nog even computeren in een soort coworkingplek van de bank Capitol One waar ook niet-klanten welkom waren. Goeie computerplek. Kan ik iedereen die graag wil computeren in Washington aanraden.

Die avond nam ik de metro (dezelfde als die van het vliegveld naar de stad, maar dan andersom) naar een mall (deze keer wel een winkelcentrum) en ik weet niet helemaal meer waarom ik dat deed. Waarschijnlijk omdat ik winkelcentra (ook al koop ik er vrijwel nooit wat) een fijne plek vind om rond te lopen. Nu ook dus. Prima vermaakt en daarna metrootje terug naar bed.

Op alweer de laatste dag moest ik me om 08:45 melden in het vliegtuig naar New York. Daarvoor had ik de nationale luchthaven uitgekozen, want dat kwam zo uit. Blijkbaar is dit één van de drukste luchthavens (als in: benutting van capaciteit van start- en landingsbanen) maar daar kwam ik pas achter toen ik in het taxiënde vliegtuig zat en ons zag aansluiten in de polonaise.

Ervoor had ik nog even gebruik gemaakt van het ontbijt in de American Express lounge, waar ik niets over te klagen heb. En dat komt goed uit, want we zitten alweer over de 2000 woorden en we zijn er nog lang niet.

In New York zijn er drie luchthavens die van belang zijn. De eerste heet JFK en ligt aan de oostkant van de stad. Vanuit daar is het nog een goed uur tuffen in een taxi of Uber of iets vergelijkbaars, en zelfs nog langer in de metro. Er gaat ook een Blade die er 5 minuten over doet, maar ondanks dat ik $195 een prima prijs vind voor dit vervoer, had ik het er niet voor over. Gebruik trouwens code Jelmerd870 voor $50 korting, als je hier wel genoeg geld voor hebt maar ook wel korting wil.

De andere luchthaven ligt in New Jersey, heet Newark (EWR), en is dichter bij de stad, een beetje afhankelijk van waar je moet zijn (maar de meeste toeristen, en ik ook, willen naar Manhattan). Hier kun je trouwens ook met de helikopter komen en vice versa. Newark is ook vaak wat rustiger dan JFK en is dus een prima keuze, hoewel ze zichzelf niet eens zo prominent verkopen als luchthaven van New York. Wellicht vanwege burenruzie.

De beste optie is echter LaGuardia (LGA), want dat is het dichtstbij Manhattan. Dus daar koos ik voor, met het oog op tijdgebrek. Ik had zo’n 10 uur tussen landen en weer vertrekken (vanaf JFK overigens), dus dat moest goed komen.

Een paar weken eerder had ik iemand op Tiktok serieus genomen en die persoon deed voorkomen dat het slim was om met de fiets van Manhattan naar LaGuardia te gaan (om, in zijn geval, hoge taxiprijzen te vermijden—en er waren van begin tot eind bike lanes) en dus dacht ik dat het slim was om deze route andersom te fietsen.

Achteraf is alles goed gekomen hoor, maar naast het vliegveld is meestal niet de beste wijk om op zoek te gaan naar een citi bike. En ik moet zeggen dat het ook nog best wat heuvelachtig was én dat het toetje naar Manhattan toe een enorme brug is.

De knotskoude (deze keer geen light) Cola bij de Maccie smaakte dus extra goed.

Waarom moest ik nou zo nodig naar Manhattan? Ja, dat weet ik niet helemaal. Eén van de redenen was dat ik een stempelwinkel wilde bezoeken, maar dat had ik volgens mij ook van Tiktok. En dat was óók een verschrikkelijk idee.

Op de eerste plaats: als je denkt dat een stempelwinkel leuk is, dan ben je een kneus. Een stempelwinkel is namelijk precies wat het is: een winkel waarin stempels worden verkocht. De video waardoor ik geïntrigeerd raakte, was er één van de norse stempelwinkeluitbater die werd geïnterviewd over de moeilijke economische tijden. Dat schiep wat empathie. Maar die empathie was snel weg toen die vent dus werkelijk een norse lul bleek. Dus stond ik snel weer buiten. Zonder stempel. Mét chagrijnige kop.

Toen ging ik maar naar Xi’an Famous Food. Daar was ik al eens eerder geweest (andere vestiging) en had er enorm lekker gegeten. Deze keer weer. Die noodles met komijnlam zijn geweldig. En toen ik mijn vriendin erover vertelde, wist zij weer te melden dat dat nou precies het gerecht was wat ik er een paar jaar eerder had gegeten. Nu ga ik het niet meer vergeten.

De tijd begon te dringen en dus moest ik natuurlijk naar een boekhandel. Tot aan mijn dood zal ik de halve zool blijven die licht reist en dan óp reis papieren boeken gaat zitten kopen. In dit geval het verhaal van een gast die bijna 100 jaar geleden naar Bali reisde en het een verdorven oord vond vol met toeristen. Mooi. En natuurlijk ook een koelkastmagneet, want die spaar ik tegenwoordig (en rijkelijk laat, verdorie).

Al met al is en blijft New York een vibe. Het is nog steeds een beetje onduidelijk welke vibe precies, maar het voelt nog net als toen ik voor het eerst was in 2006. Het is nog steeds alsof je in een film bent. Het is er eigenlijk druk, goor en niet leuk, maar tegelijkertijd ook fijn, interessant en vermakelijk. En er is altijd wel een avontuur, met of zonder stempelwinkels.

Ik besloot een onhandige doos donuts te kopen voor mijn vriendin en de reis naar huis te starten met een metroritje naar JFK. In deze, zéér gore, burgerrups raakte ik aan de praat met een schrijver die me een van z'n short stories gaf. Nog meer fysieke lectuur. Lekker dan.

Op JFK was er weer een American Express lounge waar ik een prima diner en een douche kon pakken, alvorens ik mij naar een gate kon bewegen waar ik op een korte nachtvlucht in economy class kon gaan verheugen.

Verheugen is natuurlijk sarcasme, want de laatste keer dat ik zo’n nachtvlucht van de oostkust van Verenigde Staten naar Nederland nam, liep ik er door die krappe rotstoelen en harde leuningen een economy-elleboog van op (wat de dokter later, op geheel unieke wijze, zou diagnosticeren als 'slijmbeursontsteking').

Gelukkig kwam ik deze keer ongeschonden uit de strijd, maar was het aantal uren slaap op de hand van een vuurwerkslachtoffer te tellen.

Slapen in economy class wil gewoon niet, en dat is, om de cirkel even rond te maken, dus één van de redenen waarom ik überhaupt naar de VS was gegaan. Die bankrekening had ik nodig voor een creditcard en daarmee kan ik vervolgens nog beter lange vluchten in economy class vermijden. En de musea, Chinees eten, computersessies, fietsroutes en noodles met lam waren allemaal bijzaak.

Over die creditcard later meer. Ik was weer thuis en de missie was voor nu even geslaagd.