Een tripje naar Zuid-Amerika

Ik vind dat je ook echt moet gaan als je allemaal luxe businessclasstickets naar Zuid-Amerika hebt geboekt. Dus dat deden we.

Een tripje naar Zuid-Amerika

Omdat Tim Ferriss van Buenos Aires houdt, hou ik er ook van. Nouja, het helpt ook wel dat mijn op één na beste vriend Ron Simpson ervan houdt. En nog veel meer mensen die ik om één of meerdere redenen een mooie baas vind. Maar ondanks mijn onvoorwaardelijke liefde had ik de stad nog nooit bezocht. Dat komt omdat de meeste van mijn tripjes worden gemaakt door het aanbod van voordelige vliegtickets (flaneren om budgettaire redenen dus) en door mijn oorverdovende saaiheid van meerdere keren naar Bali en Kaapstad en New York en Stockholm gaan en niet eens een keer iets anders kiezen. Als ik van die stad hield, dan kon ik toch ook gewoon een ticket boeken? Ja. Dat kon. En dat deed ik dus maar eens.

Maar ik boekte het ticket natuurlijk ook gewoon omdat het helemaal paste binnen mijn luxurytravelvoorweinighobby. Dat hele verhaal kunt u hier lezen, maar ik vond een manier om voor iets meer dan €300 in business class retour te vliegen tussen Madrid en Zuid-Amerika en dat was de aanleiding voor een interessant tripje. Nog een aanleiding van een trip juist die kant op was de mogelijkheid om een businessclassvluchtje met Qatar Airways voor €29 en wat puntjes te kunnen maken tussen São Paulo en Buenos Aires. Kortom: het budget bepaalde weer de trip (en eindelijk naar Buenos Aires), maar het was er ééntje om over naar huis te schrijven. Bij dezen dus.

São Paulo

De reis begint in de grootste stad van de Amerika’s: São Paulo. Het is echt een afzichtelijk gedrocht van een stad, maar we kennen allemaal de regel dat het lelijke van een plek tegelijkertijd het mooie is dus urenlange omwegen vanwege het gebrek aan soepele ringwegen waren charmant. Het bezoek aan deze niet-hoofdstad was trouwens een korte: slechts een dag zouden mijn liefje Jenny en ik er doorbrengen. En in die dag (netto een uurtje of 12 trouwens), bezochten we Jenny’s familie (ze is er geboren) en dat was gezellig, hoewel ik natuurlijk geen woord Portugees spreek en die familieleden geen Engels. Gelukkig is er wifi en Google Translate en kan Jenny een aardig woordje Portugees. Nadat we hebben bijgepraat en -gegoogletranslatet besluiten we de enige activiteit in São Paulo te doen: eten bij mijn favoriete restaurant: churrascaria Fogo de Chão. Voor degenen die niet bekend zijn met het concept van een churrascaria, je schept bescheiden groenten van een buffet en gaat dan aan tafel zitten wachten tot er mannetjes in gekke pakjes met enorme spiezen met vlees voorbijkomen. Met behulp van een bierviltje die aan de ene kant groen is en de andere kant rood, laat je zien of je de aanvoer van vlees wilt laten voortduren of juist staken. En dat vlees—man man man—is dus precies zoals ieder stuk vlees zou moeten zijn: perfecte delen sappigheid en vet, bestrooid met zout en gegrilld en daarna weer bestrooid met zout. Dan komt zo’n ober een plak voor je afsnijden en dan gaat die spies weer de grill op zodat ieder plakje steeds perfect is. Een beetje zoals zo’n rol kebab eigenlijk, maar dan met proper vlees. Nouja, dat is dus helemaal top. Mocht je ooit in de buurt zijn van een churrascaria (of Fogo de Chão in het bijzonder), ga er eens eten.

Het korte familiebezoek en deze restaurantervaring waren de enige twee activiteiten in São Paulo dus. Want de vlucht naar Buenos Aires wachtte niet. Dus hup, weer alle niet-bestaande ringwegen ontwijken en op naar Guarulhos International Airport (GRU) voor vlucht QR773.

Buenos Aires

Dezelfde avond komen we aan in het beloofde land Buenos Aires. We zien er nog weinig van want het is donker en we zitten in een Uber. De enige fatsoenlijke Uber die we trouwens de komende vijf dagen zouden ervaren. De chauffeur is fan van Racing Club de Avellaneda. Ze zouden later kampioen worden. Gefeliciteerd nog.

De volgende dag kwam gelukkig de zon op en zo zagen we dat we precies de juiste buurtkeuze hadden gemaakt voor ons hotel: middenin Palermo, op gelijke afstanden van allemaal parken eromheen. Deze tip kwam trouwens van een Argentijnse vriend van mijn op één na beste vriend uit Stockholm (hij woont daar, ik heb niet meerdere vrienden in Stockholm), dus nog bedankt vriend van op één na beste vriend.

Palermo is een lommerrijk buurtje, dat nog leuker wordt door een zweem van langzaam levende mensen. Een zonnetje helpt ook. Zo’n buurt waarvan je zegt ‘ik zou hier wel kunnen wonen’ tot je je afvraagt wie dan thuis de planten water moet geven en de katten moet verzorgen. Maar goed, een tof buurtje dus. Met overal restaurants waar je een degelijk stuk vlees kunt eten. Een beetje anders dan in Brazilië, maar nog steeds degelijk. Zei ik degelijk? Dan bedoel ik dat een portie van 800 gram koe gewoon zonder gêne door één persoon naar binnen wordt gewerkt. Half flesje wijn uit Mendoza erbij. Top. En dat dan iedere dag en iedereen vindt het allemaal prima.

Ik overdrijf niet he. Die 800 gram kwam de ene dag verdeeld over vier stukjes ossenhaas op tafel en de andere dag in een T-bone. Voor niet meer dan €20 trouwens. Want het prijspeil was er (voorjaar 2019) ook om over naar huis te schrijven. Bij dezen.

Heeft Buenos Aires dan nog meer te bieden? Jazeker. Een prachtige botanische tuin (je moet ervan houden), een bibliotheek in een oud theater (op de foto’s was het mooier) en één of ander indoor foodhal ding. Saai. In Palermo heb je steaks, wijn, broodje chorizo, nog meer wijn, nog meer steak, een geinige cocktailbar en steaks.

Mendoza

Even ten westen van Buenos Aires schijn je goed wijn te kunnen drinken. Er is een paar honderd jaar een trosje wijnmakers naar toe getrokken en sinds kort schijnt die wijn prima te drinken te zijn. Het is een mooi vlak gebied met aan de horizon de Andes, die Argentinië scheidt van (of verenigd met—het is maar net hoe je het bekijkt) Chili.

Het schijnt ook een aanrader te zijn om de wijnhuizen per fiets te verkennen, maar in Mendoza zijn de Uberchauffeurs wel normaal, dus dat was wat ons betreft de betere optie. Er zijn drie clustertjes van wijnhuizen (maar eigenlijk zijn ze overal in de buurt van Mendoza wel te vinden). Wij kozen voor Bodega Lagarde (ik ben vergeten of reserveren verplicht was of juist niet mogelijk dus veel plezier met deze tip) en Ojo de Agua. Die laatste is een flink eind over een gravelweg rijden (misschien moet je je Uberchauffeur er even over inlichten) maar alle uilen aan de kant van de weg maken het een ware safari voor de amateurornitofiel.

Anders nog iets? Ja, ook hier is het prima vlees eten. Vooral bij dat eerder genoemde Lagarde. Stelt u zich een tafeltje onder de bomen naast een wijngaard voor. Graadje of 24, wijntje, stukje vlees, attente bediening, uw liefje aan de andere kant van de tafel. Top.

Iguazu

Ieder continent heeft z’n eigen grootste waterval en die van Zuid-Amerika is niet in Iguazu. Dat is namelijk Angel Falls, maar alleen als je kijkt naar hoogte. Die in Iguazu is, een beetje afhankelijk van neerslag, knetterbreed. Echt een waterval voor mij dus. Vandaar dat deze Zuid-Amerika trip ook dit natuurverschijnsel op de grens van Argentinië en Brazilië bevatte.

De vlucht van Mendoza ging via Buenos Aires, waar we nog even zwaaiden en snel weer op de volgende vlucht stapten. Beide vluchten werden overigens uitgevoerd door Norwegian, die onlangs had bedacht dat er in Zuid-Amerika ruimte was voor niet overdreven dure tickets. Gelijk hebben ze. Het is een prima maatschappij.

Iguazu ligt dus op de grens tussen twee landen. Zodoende heb je een Argentijns en een Braziliaans deel. Beide dorpen heten ook hetzelfde. Althans, het Argentijnse dorp heet Iguazu en het Braziliaanse heet Iguacu. Prima. Het verschil is dat het Argentijnse deel een groot park rondom de watervallen heeft met verschillende wandelroutes die richting mooie uitkijkpunten gaan en het Braziliaanse deel heeft eigenlijk vooral één wandelpad dat steeds uitkijkt op het Argentijnse deel. Ik snapte het van tevoren ook niet en deze uitleg maakt het niet veel beter.

Wij verbleven in het Argentijnse deel in Tupa Lodge (met uitzicht op de Paranárivier die Argentinië weer scheidt van Paraguay) en Jungle Lodge. In het eerste geval kun je gerust spreken van een lodge, hoewel het van alle gemakken voorzien was en het tweede was gewoon een flink hotel in een bos. Beide prima. Bos is altijd prima. Met uitzondering van muggen.Die watervallen waren inderdaad heel tof. Een hele dag waren we kwijt aan de Argentijnse zijde. Inclusief een boottour over de rivier en in de watervallen. Ja, erin. Dat had van mij niet gehoeven maar deze gimmick (lees: doorweekte kleding) hoort erbij. En ja, van óp de rivier heb je inderdaad een prachtig uitzicht.

De Braziliaanse zijde werd bezocht op de dag dat we door zouden vliegen vanaf het vliegveld aan deze Braziliaanse zijde. Het was een feestdag én een zondag, dus er stond een rij voor de kaartautomaat, voor de entree, voor de bus, op het pad en op de vlonder met het beste uitzicht. Met wat wurmen en duwen was het uitzicht prima, maar niet zo tof als de Argentijnse zijde. Moet je kiezen, sla dan de Braziliaanse kant over.

Rio de Janeiro

Het is in vrijwel alle gevallen aan te raden om met een auto (lees: taxi) de grens over te steken in Iguazu. Aan beide kanten zijn binnenlandse vluchten veel goedkoper dan internationale. Zo betaal je vrij weinig van Buenos Aires (of Mendoza) naar Iguazu en ook weinig van Iguacu naar Rio de Janeiro of Sao Paulo. Maar wel weer heel veel van het ene naar het andere land. Dus dat deden we.

De vlucht naar Rio de Janeiro had een korte tussenstop op het tweede vliegveld van Sao Paulo, Congonhas (CGH). Laat in de avond arriveerden we in Rio de Janeiro (GIG) en het was carnaval dus ongelofelijk druk. Ik kan niet ontkennen dat ik heb lopen vloeken en tieren op hoe kut dit derdewereldland alles had geregeld, maar toen onze Uber van de verkeersgoden een binnendoorweggetje had gevonden, verdween mijn chagrijn als sneeuw voor de zon.

Ons hotel was een Ibishotel op de Copacabana, vier keer zo duur als normaal. Ik kan je wel aanraden om ruim op tijd een hotel te boeken tijdens carnaval in Rio, maar ook ver van tevoren is het duur. Iedereen wil carnaval vieren in Rio.

We verbleven dus op de Copacabana. Het is een niet heel spectaculair strand maar toch zeer populair. Leblon is toffer, maar beide stranden hebben een brede boulevard met drukke autoweg, weinig palmbomen en een soort jaren ’80 Miami sfeer. Ik ben nooit in Miami geweest in de jaren ’80.

Carnaval is tof, maar we hebben niet die optocht meegemaakt. Wat we wel hebben gedaan is op straat hangen en eigenlijk is dat het leukst (is ook makkelijk gezegd als je het andere niet hebt gedaan natuurlijk). Er heerst een ontspannen sfeer, er zijn drankjes en snacks in overvloed bij straatverkopers en er is muziek. Een beetje voorbereiding kan geen kwaad, want op gezette tijden (met een Braziliaans korreltje zout) begint er ergens op een vooraf bepaalde hoek van de straat een optocht. En dat is dan een open bus met speakers en mensen met trommels. Helemaal mooi. En je moet er vast uitkijken, maar ik voelde me er zeer veilig. Oude en jonge mensen lopen er overdag en ’s nachts rustig over straat.

Wat betreft overige uitjes in Rio de Janeiro kan ik kort zijn, want die zijn na een vorige trip simpel op te noemen: een favelatour in Rocinha, eten bij een prachtig uitzicht bij Aprezival, het tropische regenwoud in de stad bezoeken, dat Jezusbeeld aftikken, die trap van Pharrell en Snoop Dogg bezichtigen, de Suikerbroodberg beklimmen (met kabelbaan) en natuurlijk eten bij Fogo de Chão. Dan heb je het wel zo’n beetje gezien.

En toen vlogen we, samen met (de echte) Ronaldo, in bizniz terug naar Madrid en daarna naar Amsterdam.

Was een leuk tripje.

Meer foto’s op Jenny’s blog.